The Rock
Door: marjanenfrank
Blijf op de hoogte en volg marjan en frank
27 Februari 2010 | Australië, Broome
De vijf dagen die we in de outback rond Alice Springs hebben doorgebracht waren een hoogtepunt van onze Australië-reis, misschien wel de meest bijoznder ervaring tot nu toe in dit fascinerende land. De urenlange ritten door het oeroude, weerbarstige, lege landschap gaven een gevoel van oneindigheid en tijdloosheid. We hadden de wegen vrijwel alleen voor ons. Dan weer reden we over kaarsrechte, langs een liniaal getrokken wegen door een vlak en weids landschap, met veel gras en laag struikgewas. Dan weer kronkelde de weg tussen glooiende, roodbruine heuvels, dan weer voerde hij ons langs rotspartijen, door weer en wind tot bizarre vormen geboetseerd. We stopten onze eerste dag in het West-MacDdonnell National Park regelmatig in de buurt van een gorge, een smalle kloof in de bergen. Waar we dan na een korte wandeling veelal een kreek aantroffen, verscholen tussen de tientallen meters hoge loodrechte wanden. Met helder, koel water, vol vis. Kwakende kikkers op de oever, fluitende vogels in de takken van de Euclayptusbomen. Groene oase’s vol leven, in een overigens meedogenloze en mens- en diervijandige omgeving.
Aan het einde van de eerste dag reden we een natuurcamping op, waarvan je er veel aantreft in Australië. Meestal beschikken ze over een aantal basisfaciliteiten, zoals een eco-toilet en een tapkraantje. Je betaalt de overnachting door een klein bedrag in een enveloppe te doen en die voor vertrek in een brievenbus te stoppen. We waren, een beetje tot onze schrik, helemaal alleen op deze camping. We legden onze schwag, een Australische combinatie van matras en slaapzak, waar je helemaal in kunt kruipen uit op een van de speciaal daartoe geconstrueerde houten platforms. We kookten op de gas-BBQ, ook vrijwel altijd aanwezig op dergelijke campings. Ons vliegennetje hielden we continu op, bij iedere hap tilden we het even omhoog. Het moge duidelijk zijn dat we later, bij terugkeer in Alice onze netjes een stevige wasbeurt hebben moeten geven, om het te ontdoen van de wijn-, pastasaus- en tandpastavlekken.
Tot onze grote opluchting verdwenen de vliegen als bij toverslag toen de zon was ondergegaan en konden we eindelijk achter onze sluier vandaan komen. Maar onze vreugde was van korte duur, want de vliegen werden al snel opgevolgd door muggen. In grote, zoemende zwermen kwamen ze op ons af. En daar gingen onze netjes al weer om. We dronken koffie en zagen de hemel langzaam veranderen van rood in zwart, de eerste sterren waren al te zien. We wasten ons met een steelpannetje bij het kraantje, in onze blote lijven maar wel decent met een netje op ons hoofd. We kropen in onze schwags, dronken nog een wijntje en luisterden naar het geluid van de krekels. Voor de rest was de stilte bijna oorverdovend, de eenzaamheid voelbaar. We genoten van de schitterende sterrenhemel en gingen om 21.00 uur slapen. Toch wel wat onrustig natuurlijk, want we waren als westerse stedelingen alert op onverwachte geluiden en bewegingen om ons heen. Bedacht op dingo´s die aan je voeten snuffelden of giftige King Brown slangen die de behaaglijke warmte van je schwag opzochten. Maar niets van dit al, de volgende morgen werden we om half zeven gewekt door de opkomende zon: we hadden lang en heerlijk geslapen. We stonden op en doken onmiddellijk weer achter onze netjes. Ook voor onze gevleugelde vriendjes was de dag weer begonnen en bood nieuwe kansen.
De Mereenie-loop stond die dag op het programma. Een tocht van 160 kilometer over een slecht onderhouden dirt road naar Kings Canyon. Een rit van vijf uur door aboriginal land. We hadden vooraf een permit aangeschaft, maar mochten onderweg de auto niet verlaten. Waar overigens geen enkele aanleiding toe was, want de schaduwloze omgeving en de immense hitte, het was 42 graden nodigden niet bepaald uit om te gaan picknicken.
Het was lastig rijden op Mereenie-loop, want moest je nu het midden van de weg opzoeken of juist de randen? De randen waren minder ribbelig, maar werden regelmatig en op onverwachte momenten onderbroken door diepe kuilen en natuurlijke afwateringskanalen, waardoor onze 4WD geregeld een geweldige opdonder kreeg. En welke snelheid moest je kiezen? Opvallend was de hoge snelheid waarmee een kennelijk meer ervaren 4WD-bestuurder lnags ons heen raasde, maar dat risico wilden we toch niet nemen met een huurauto. En met een lekke band komen te staan, in de verzengende hitte, onbereikbaar voor de sleepdiensten was geen prettig vooruitzicht. En er kwam ook niet iedere vijf minuten een andere auto voorbij, we zagen er die dag misschien vier. Het kwam er dus op aan goed te anticiperen op onregelmatigheden in het wegdek en je baan en snelheid te variëren. Je moest als het ware ´de weg leren lezen´.
Na een zware, maar spectaculaire rit kwamen we aan in Kings Canyon, een soort Grand Canyon in het klein. Opeens veel meer toeristen hier. Zelfs op de natuurcamping waren we, een beetje tot onze teleurstelling zelfs dit keer, niet meer alleen. De volgende dag besloot ik een deel van de trail te lopen die voert langs de bovenranden van de kloof. Ik had een tijd afgesproken met Marjan dat ik weer terug zou zijn. Ik wilde echter binnen de gegeven tijd zoveel mogelijk zien en liep veel te snel. Ik was kapot toen ik weer beneden kwam en heb mijn zware benen nog dagenlang gevoeld. Nee, inderdaad, ik ben geen 23 meer.
We reden dezelfde dag nog door naar Ayers Rock (Uluru) en de Olga´s, twee fantastische roodbruine monolieten die majestueus en mysterieus oprijzen uit het vlakke land. The Rock is hoog, ruim 300 meter, maar wat hem eigenlijk vooral zo bijzonder maakt is dat het zo´n abnormale verheffing is een totaal vlak landschap. En de gedachte dat de rots zich onder de grond nog vele honderden meters de diepte in voortzet, als een ijsberg waarvan alleen de top boven water uitsteekt, maakt hem nog mysterieuzer. Alsof een buitenaardse macht een onverwoestbaar, eeuwig teken van zijn aanwezigheid heeft willen achterlaten. Het is misschien wel de meest indrukwekkende natuurlijke vorm op aarde. Een enorm, perfect gebakken brood. Glad van veraf, gepokt en gemazeld van dichtbij. Maar van welke afstand en welke hoek je hem ook bekijkt, je kunt je ogen er gewoon niet van af houden. De machtige Rock dwingt tot nederigheid en respect, het is bijna een esoterische ervaring.
Geen wonder dat het een heilige berg is voor de aboriginals. Een berg die je niet met voeten mag treden, behalve door de oorspronkelijke bewoners zelf, tijdens initiatieriten. Toch zijn er dagelijks tientallen toeristen die daar maling aan hebben en de Rock beklimmen. Het mag niet volgens het bord aan het begin van de looproute, maar als je het toch doet, zo is te lezen, hou dan rekening met….., etc. Er zijn zelfs touwen geplaatst om meer houvast te bieden tijdens de beklimming. Een onduidelijke boodschap kortom, want mag het nu wel of niet? Los hiervan is de beklimming gevaarlijk, jaarlijks komen er mensen door glijpartijen of oververhitting om het leven. We zagen ze zelf, vooral Japanse en Singaporese toeristen die en groupe op gympies, sandalen soms, zonder water en zonder een beschermend hoofddeksel de berg bestegen. Waarschijnlijk ook zonder enig benul van de betekenis die het voor de oorspronkelijke bewoners heeft. De houding van de overheid op dit gebied is niet eenduidig en er spreekt ultimo ook geen respect uit voor de opvattingen van de bewoners van het gebied. Maar de Rock levert geld op en het sluiten van het klimpad zou ten koste kunnen gaan van het aantal bezoekers. Bezoekers die een flinke toegangsprijs moeten betalen voor het park en noodgedwongen gebruik moeten maken van de peperdure accommodaties bij de ingang van het park.
Die accommodaties maken deel uit van een speciaal ontwikkeld, uitgestrekt resort dat het monopolie heeft wat betreft de overnachtingsmogelijkheden bij de Rock. Het park heeft hotels in verschillende prijscategorieën en een camping. Wij kozen voor de relatief goedkope camping en kregen een plaats toegewezen op een keurig gazonnetje, waar echter niemand stond. Even later begrepen we waarom, want we werden er direct overvallen door honderden gemeen stekende mieren. We gingen dus naarstig op zoek naar een alternatieve plek. Nadat we ons geïnstalleerd hadden werden we al snel weer weggestuurd door de campingbeheerder, omdat er gesproeid moest worden. Het begon al donker te worden en we probeerden nog snel een miervrij plekje te vinden. Toen dat niet direct lukte besloten we alsnog dat tentje te kopen dat we bij aankomst in de receptie-winkel hadden zien liggen. Nog juist voor sluitingstijd. We zouden in ieder geval miervrij slapen.
Maar we moesten nog wel koken. Ook nu lieten deze nijvere beestjes ons niet met rust. We voerden regelmatig een vreemde dans uit, wild bewegend met onze armen en benen, teneinde ons te ontdoen van deze gemene stekerds.
Ondertussen hadden we kennis genaakt met een paar jonge Belgen die vroegen of ze van de gas-BBQ voor ons tentje gebruik konden maken. Om een kangaroe-kop uit te koken. Die hadden ze gevonden langs de weg en het leuk hen wel gaaf de schedel te bevestigen op de motorkap van hun auto. Een Belgisch-Australische variant op Amerikaanse cowboys die met een koeienschedel op de motorkap van hun Ford Mustang door de woestijn van Texas rondscheuren.
Tijdens het afwassen slaakte Marjan opeens een grote gil. Een slang! Ze dook meteen de auto in, maar ik wilde de slang, stoere Ranger als ik nu eenmaal ben, wel even met een stok wegjagen. Dat kon op weinig bijval van Marjan rekenen. Ze schreeuwde dat ik de slang moest verjagen door er een steen naar te gooien, maar mij leek het veel efficiënter er overheen te rijden met onze 4WD. Dat vond zij weer veel te cru, waarop we besloten de bewaking te bellen. Tot onze verrassing kam er binnen vijf een auto aanrijden, waar een stoer, Steve Irwin-achtig type uitstapte. Gewapend met een vangstok en katoenen zak. Dat klusje had hij vaker geklaard, zo leek het. Hij raakte direct in vervoering toen hij het mini-slangetje zag: “Oh, how adorable, that’s a baby Womma-python. I’ve been looking for such a snake all my life”. Hij pakte de slang liefkozend op, waarop Marjan hem ontzet aankeek. “Maar hij wilde niet weg, hij wilde me aanvallen”, sprak ze bijna jammerend . “That’s because you frightened him so much, that he was paralyzed, weren’t you my little snaky-darling?” Toen hij ook nog eens vertelde dat hij een huis had vol met pet-snakes had Marjan genoeg gehoord. Ze wendde haar blik vol ongeloof van hem af. Maar Steve had sowieso geen aandacht meer voor haar en zocht gelukzalig glimlachend, zijn baby-pythonnetje onder de arm, zijn auto weer op.
We waren zeker nu heel blij dat we een tentje hadden om in te slapen. Maar we sliepen toch wat onrustig die nacht, want waar een babyslangetje was moest zich ook een mama-slang ophouden, zo vermoedden we. We waren de volgende ochtend al heel vroeg en route. “Wat een rotland”, zei Marjan, “Ik koop hier nooit een huis”.
Liefs,
Frank
-
27 Februari 2010 - 11:02
Anja:
Hallo Frank en Marjan, Het is weer een boeiend verhaal met stoere acties en wat een prachtige foto's. Wat kan de natuur imposant zijn en dwingt be- en verwondering af. Al wil Marjan daar geen huis kopen,lees ik wel volgens mij in je verhaal momenten van puur geluk en genieten.
Veel warme groetjes Anja en fam. -
27 Februari 2010 - 15:49
Manon:
Oh wat klinkt dit prachtig, stoer en indrukwekkend. En wat een schitterende foto's! Ik zou me ook helemal kapot schrikken van een slang; groot of klein maakt niet uit, brrrr. -
03 Maart 2010 - 21:45
Hester:
ik ben drie nee vier verhalen achter!
niet zo vlug schrijven Frank!ik zit nog helemaal in de sfeer van
never never land..
Hier begint de winter weer opnieuw wat voor mijn indonesische gast geen pretje is.
Zij zit lettrelijk met drie dikke dekens gewikkeld te klappertanden in een stoel,terwijlhet in ons huis minstens 25 graden is...
Wanneer gaan jullie naar Indonesie?
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley