Mister Vos, I presume? - Reisverslag uit Batavia, Indonesië van marjan en frank hustinx - WaarBenJij.nu Mister Vos, I presume? - Reisverslag uit Batavia, Indonesië van marjan en frank hustinx - WaarBenJij.nu

Mister Vos, I presume?

Door: marjanenfrank

Blijf op de hoogte en volg marjan en frank

11 Maart 2010 | Indonesië, Batavia

Lieve vrienden,

Boven Yogyakarta is een enorme tropische regenbui losgebarsten. Het onweert en bliksemt. Ik zit op een kleine porch voor ons kamertje, drink Jasmijnthee en schrijf dit stukje. Ons hotelletje is een oase van rust te midden van de hectiek van deze grote Javaanse stad. Indonesië vraagt al onze aandacht, maar mijn gedachten zijn ook nog steeds een beetje bij Australië. Een goed moment dus om jullie deelgenoot te maken van onze laatste dagen in Down Under. En daarmee ons Australie-avontuur af te sluiten.

Broome was een ontspannen en plezierige tussenstop op weg naar Darwin. We maakten lange wandelingen langs het strand, zwommen drie of vier keer per dag in het zwembad en bereidden heerlijke maaltijden in onze goed geoutilleerde keuken. Om daar vervolgens op het balkon uitgebreid van te genieten in gezelschap van onze Franse vrienden Charlotte en Pierre. Er stond een verkoelend briesje en ver weg, boven de Kimberley zagen we het onweren. De rode wijn vloeide rijkelijk. We deelden onze interesses in film en muziek en konden lachen of ons boos maken om dezelfde dingen. Sommige avonden namen we een flesje wijn mee naar de beach, om daar te genieten van de ondergaande zon die de geelrode rotsen om ons heen in vuur en vlam zette. We genoten van de ambiance en van elkaar: we waren tien dagen lang vrijwel onafscheidelijk.

Maar afscheid nemen was onvermijdelijk. Wij moesten verder, want we wilden naar Indonesië. Eerder dan gepland, want Australië is duur en het was hard gegaan met ons geld. En zij moesten in Broome blijven om te werken en om hun laatste centjes te verdienen voor hun reis naar Tahiti en Argentinie. Afscheid nemen doet pijn, zeker als de kans groot is dat je elkaar nooit meer ziet. Ze brachten ons naar het vliegveld, waar we elkaar met pijn in de buik gedag zoenden. We zouden elkaar heel erg missen.

Darwin was warm en vochtig. De luchtvochtigheidsgraad in de moessontijd, in de ‘wet’, is er extreem hoog. Onze T-shirts kleurden onmiddellijk donker van het zweet en van de lichte neerslag toen we de airconditioned terminal van Darwin-Airport uitstapten. De shuttlebus dropte ons bij een van de vele backpackers hotels in de hoofdstraat. We bekeken er een stuk of vijf, maar we kozen uiteindelijk toch de verkeerde uit. De ons toegewezen kamer stonk zo naar vocht en mottenballen dat we om een andere kamer vroegen. Die kregen we, maar het bleek niet echt een verbetering. Ook deze kamer was extreem vochtig, zo erg zelfs, dat het water in straaltjes van de muren afliep. Als je per ongeluk met je arm langs de muur streek moest je die met een handdoek afdrogen. Alles was beslagen, de spiegel, het raam, ja zelfs het televisiescherm: we keken naar een B-western die zich afspeelde in een gloeiendheet Arizona, maar het leek wel of het woestijnlandschap steeds in nevelen gehuld was en of de westernstadjes voortdurend schuil gingen achter een gordijn van mistroostige motregen. Zelfs onze T-shirts en lakens voelden na korte tijd klam aan. Je rook het vocht in de vloerbedekking, de gordijnen, de beddensprei. De kamer was ook nog eens benauwend klein en het petieterige raampje bood slechts zicht op de blinde muur aan de overkant. Het voelde alsof we opgesloten lagen in een vochtdoorlatende betonnen grafkamer, die was uitgegraven in zompige, slecht gedraineerde aarde. Dit was beslist een ongezonde omgeving om langdurig in te verblijven: de volgende dag checkten we heel vroeg uit en namen we onze intrek in een duurder, maar veel aangenamer hotel.

De dagen daarna stond onder meer het regelen van zestig-dagen visa voor Indonesië als de Filippijnen op het programma. Voor het Filippijnen-visum moesten we naar een verre buitenwijk van Darwin, naar het kantoor van de honorair consul. Een busreis, die inclusief overstappen twee uur duurde. Toen we uiteindelijk drijfnat van het zweet voor het toegangshek van het consulaat stonden lazen we op een briefje dat de consul juist verhuisd was. We bestelden een taxi, want de tijd begon te dringen. In afwachting van de taxi belde ik voor de zekerheid de consul, die mij verzekerde dat hij op ons zou wachten.

We werden bij de voordeur van zijn nieuwbouw villa door hem opgewacht. Een 'consulaat-aan-huis' dus. ”Mister Vos, I pressume?”. Hij nodigde ons uit naar binnen te komen en we liepen door de huiskamer naar een achterkamertje. Links een indrukwekkende serie plaquettes aan de muur die eer betoonden aan de bijzondere verdiensten van de consul. Rechts de Filippijnse vlag, maar die hing er wat vergeeld en verfomfaaid bij. Zo flets en verveeld als de vlag oogde, zo kleurrijk en alert toonde zich de vertegenwoordiger van die vlag, onze Filippijnse consul. Hij schreef onze visa nauwkeurig met de hand uit, met een zwarte vulpen. Hij was leraar geweest, vertelde hij ondertussen in perfect Engels. Zijn mooie handschrift en precieze bewegingen gaven blijk van zijn vroegere beroep. Na zijn pensionering was hem gevraagd honorair consul te worden. Dat deed hij graag en voor de eer, want hij verdiende er niets mee. Maar zijn luxe onderkomen en zijn levensstijl gaven aan dat hij niet onbemiddeld was.

Toen ik hem vertelde dat we naar Cebu op de Filippijnen wilden, reageerde hij daar verheugd op. Hij was er namelijk geboren en kende er nog veel 'belangrijke' mensen. Hij liet me weten dat ik hem altijd kon bellen om ‘te bemiddelen’, indien nodig. “Hier, zei hij, dit doet wonderen”, terwijl hij me met een elegant gebaar zijn geplastificeerde, fraai vormgegeven visitekaartje overhandigde.

John Rivas, las ik. “Ja, zei hij, ik heb Spaans bloed en ik ben Rooms-katholiek, zoals zoveel Filippijnen. Wat wil je, we hebben 333 jaar gezucht onder het juk van de Spanjaarden. Tot de Amerikanen ons voorhielden dat het maar eens afgelopen moest zijn me die Spaanse kolonialen en dat zij ons wel even de beschaafde, moderne wereld in zouden helpen. Maar achter de schermen hadden Spanje en de VS stiekum handjeklap gespeeld en hadden de Amerikanen ons gewoon voor 20 miljoen dollar overgenomen. En toen zaten we weer met een vreemde mogendheid in onze maag. Inmiddels is alles ten goede gekeerd, dankzij mensen zoals zij”. En hij wees op een grote foto aan de muur van Corazon Aquino, de politiek leider van de Filippijnen eind jaren '80, begin jaren'90.

Hij hield van reizigers, van mensen die over de grenzen van hun eigen land, hun directe omgeving heenkeken. Hij had zelf ook veel gereisd en ook Nederland bezocht. Hij had daar ‘just a glimpse’ opgevangen van de dames achter glas, zei hij met een ondeugend glimlachje. De laatste keer had hij een georganiseerde reis geboekt, maar eigenlijk hield hij het meest van backpacken. Dat ging hij in augustus weer doen, met zijn vrouw, als hij een rondreis door Turkije en Griekenland ging maken.

“Finished”, zei hij. Hij was eindelijk klaar met de visa, maar we mochten nog niet weg. Hij haalde een kaart van de Filippijnen tevoorschijn waar hij een zwart-wit kopie van maakte. Gewapend met pennen, potloden en markeerstiften gaf hij aan welke plaatsen van betekenis waren, welke ferryroutes van belang en welke duikstekken de moeite waard waren. De leraar in hem was helemaal wakker geworden. Hij trok dikke zwarte lijnen en dunne stippellijntjes, tekende pijlen, sterretjes en cirkels, noteerde cijfers en schreef namen in de kantlijn, sommigen onderstreept en met uitroeptekens. Hij transformeerde de overzichtelijke kopie in een complexe symbolenkaart die alleen te interpreteren was als je er een goede handleiding bij gebruikte.

Eindelijk mochten we weg, maar niet voordat hij een taxi voor ons besteld had om ons naar het dichtstbijzijnde busstation te brengen. Toen we via de huiskamer weer naar buiten liepen vertelde de buurman, ook een Filippino dat de taxi zojuist was doorgereden, om onverklaarbare redenen. Waarop John Rivas allercharmantst aan hem vroeg: “Dear neighbour, would you, as a good Christian, be so kind to bring these fine people to the bus terminal?” Natuurlijk wilde de buurman dat, hoe kon hij een verzoek van de honorair consul weigeren? We schudden handen en wensten elkaar veel geluk en mooie reizen toe.

Liefs,

Frank

  • 12 Maart 2010 - 20:41

    LangLies:

    Erg mooi verslag. Jammer dat er geen foto is van die tv die in nevelen gehuld is, dat moet uniek zijn.
    Leuk baantje, honorair consul a la John Rivas, kun je nog eens dames achter glas bekijken en waarschijnlijk ook nog wat dichterbij uit hoofde van de professie.
    Leuk om eens te zien wie Charlotte en Pierre zijn. Lijkt me inderdaad een leuk stel.
    Mooi hoedje Marjan! Bij foto DSC02672-1 hoort dan ook het volgende onderschrift:
    "Look ma'm, I know this place. There must be an oilfield twice as large as France down here. You would be crazy not to sign this paper!"

  • 14 Maart 2010 - 15:40

    Ome Cees:

    bedankt voor alle reisverslagen,nu java.
    ik las in mijn krantje dat voor een paar euro,per bromfiets en bestuurder,65 km.per uur,een rit kan maken tussen de rijstvelden door.het is maar een tip.
    maar ik lees het nog wel eens,wat jullie beleefd hebben.groetend uit abcoude,met een licht voorjaars weertje

  • 17 Maart 2010 - 18:26

    Mieke:

    Geniet van en met de meest aardige mensen op deze aardbol!liefs mieke

Reageer op dit reisverslag

Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley

Verslag uit: Indonesië, Batavia

marjan en frank

die hoedjes gaan mee de wereld rond,vanuit Marrakesch naar Singapore,New Zeeland,Australie en Indonesie.

Actief sinds 25 Aug. 2009
Verslag gelezen: 155
Totaal aantal bezoekers 95773

Voorgaande reizen:

25 Augustus 2012 - 29 September 2012

Cuba

27 November 2009 - 04 Juni 2010

sabbatical

Landen bezocht: