Over woeste baren
Door: marjanenfrank
Blijf op de hoogte en volg marjan en frank
23 Mei 2010 | Filipijnen, El Nido
Het motortje pruttelde zachtjes en langzaam kronkelden we door het mangrovebos, over het traag stromende en meanderende riviertje. Het rook er naar brak water en een lichte rottingslucht prikkelde onze neusvlegels. We zagen roze krabbetjes die snel wegschoten achter de hoge steltwortels, gele vlinders die vrolijk wapperden door de hoge kruinen van de bomen en overal om ons heen hoorden we de vogels fluiten. Het zonlicht speelde prachtig door de bomen, en toverde een licht- en schaduwspel op het rimpelloze riviertje. Het was idyllisch en rustgevend. We kregen er zelfs slaap van in ons kleine bootje, dat langzaam maar zeker op weg was naar de monding van het riviertje, naar de grote open oceaan.
We zouden die dag met de boot oversteken van Cebu naar Bohol. We hadden voor Bohol gekozen, vanwege de beroemde 'chocolate hills', zo genoemd omdat deze heuvels een perfect-ronde, conische vorm hebben. Alsof een reuzenhand overal heel zorgvuldig bruingekleurde zandhoopjes heeft gedeponeerd, alsof een gigant steeds donkerbruin zand door zijn reuzenvingers heeft laten sijpelen. Maar we gingen natuurlijk ook voor het duiken naar Bohol, want dat moest daar heel mooi zijn.
De taxichauffeur had ons gedropt bij de haven van Argao, waarvandaan volgens de Lonely Planet om 10.00 uur een ferry zou vertrekken. Maar toen we de time table bekeken bij het gebouwtje van de havenautoriteiten stond er alleen op dat er ‘optional’ een boot om 14.00 uur zou vetrekken. Wat dat dan wel betekende, ‘optional’, vroegen we aan de in een smetteloos wit uniform gestoken ‘havenautoriteit’. “Alleen als er vracht is om naar de overkant te vervoeren”, zei hij. “Hoe weten we dat?”, vroegen we. “Dat weet je niet, dat is een kwestie van afwachten”. Dat vonden we allemaal wat te onzeker klinken. De taxichauffeur, die zo slim was geweest even te blijven wachten, bood raad. Hij stelde voor dat we een vissersboot zouden charteren, in het vissersdorpje even verderop, bij de mangroven. Een absoluut zeewaardige boot, zo verzekerde hij ons, die de overtocht in hooguit anderhalf zou weten te volbrengen en zeker twaalf passagiers kon vervoeren. Reden voor ons de twee andere wachtenden, twee jonge Filippijnse meisjes dan ook maar gelijk een lift aan te bieden. Galant als we zijn. En dat accepteerden ze maar al te graag.
Toen we het gammele steigertje opliepen en het bootje zagen liggen sloeg de schrik me om het hart. Het was een banca, een typisch Filippijnse boot met uitleggers, grote bamboe-zijbalken die, als de poten van een spin ver over de zijboorden in het water hangen en voor de balans zorgen. Maar het was wel een heel kleine banca, vond ik. Moesten we daar met zijn allen in? En dan ook nog eens met twee koffers en twee rugzakken? We stapten in en wurmden ons tussen de boorden van het smalle scheepje, de rugzakken op onze schoot, terwijl de schipper bezig was diesel uit een colafles over te hevelen in het kleine dieseltankje van de motor. We peddelden het eerste stuk, totdat het water diep genoeg was om de motor te starten. Maar wat hij ook probeerde, hoe vaak hij ook aan het trektouwtje trok, hij sloeg geen enkel vonkje leven in het aftandse motortje. Hij besloot uiteindelijk terug te keren, maar juist voordat we de steiger weer bereikten sloeg de motor aan. Vooralsnog met een onregelmatig ritme, proestend en pruttelend, maar het motortje liep tenminste.
Na een minuut of twintig kwamen we bij de riviermonding en gleden vervolgens soepeltjes de baai in. Ik zag buiten de baai, voorbij de pieren die als twee grote geknikte armen de baai omringden, her en der wat schuimkopjes op het water. Maar er was weinig wind, zo leek het, dus , om met minister-president Colijn te spreken, 'er is voorshands geen enkele reden om ongerust te zijn'. Dat veranderde toen we de pierhoofden en de beschutte baai achter ons lieten en het ruime sop kozen. De golven werden direct hoger en ik zag overal witschuimende golven. Bohol lag nog heel ver weg en ik had er geen goed gevoel bij. Eigenlijk hadden we toen terug moeten gaan, toen kon het nog. Maar we zeiden niets, deden niets, behalve af en toe omkijken of het schippertje er nog wel relaxed bijzat. En dat zat hij.
Gaandeweg werden de golven hoger en hoger. Ze kwamen zijwaarts aanrollen over een lengte van zo’n tien meter, meestal in een serie van drie , waarna het eventjes relatief rustig was op het water. Het was meer een grote deinig dan dat je van individuele golven kon spreken. Ik begreep er niets van, er was weinig wind, het moesten welhaast de naweeën zijn van een tropische storm, die ergens ver weg op de Zuid-Chinese zee gewoed had. Ons bootje begon te stampen en te dansen, maar het was geen dans waar je vrolijk van werd. De bamboe-uitlegers klapten op het water en bogen alle kanten op. De touwen die het bootje bij elkaar hielden werden steevast tot het uiterste aangetrokken, waarbij ze een hoog-zwiepend geluid maakten. Het houtwerk kraakte vervaarlijk, het scheepje zuchtte en steunde in al zijn voegen, probeerde te overleven, niet ten onder te gaan. Het boegwater spoot met grote regelmaat ons bootje binnen. In no time waren we doornat. Het scheepje lag niet goed in balans: het hulpje verplaatste de bagage op commando van de schipper naar de achterzijde van de boot en we moesten allemaal anders gaan zitten. Ik vatte dit op als een noodprocedure en voelde me vanaf dat moment uiterst ongemakkelijk. Ik had ook spijt van onze generositeit, van onze geste twee extra passagiers uit te nodigen.
Marjan begon tegen me te schelden. Het lijkt me beter haar ‘explicit language’ niet aan het papier toe te vertrouwen, kleine kinderen lezen dit misschien ook. Hoe dan ook, ik probeerde zo rustig mogelijk te antwoorden, maar mijn verkrampte grimas sprak boekdelen en stelde Marjan bepaald niet gerust.
We waren bijna halverwege nu, in het diepblauwe midden van de zee-engte die Cebu en Bohol scheidt. Ons kwetsbare bootje werd nu belaagd door golven van bijna twee en een halve meter hoog. We werden op de top van iedere golf opgetild, leken dan even te zweven in het luchtledige, waarna we het dal van de golf werden ingezogen. Alsof we stilstonden, alsof we iedere snelheid, iedere controle kwijt waren. We waren een speelbal van de elementen geworden, de golven regeerden ons. Ik voelde me als op een speelgoedbootje, in een woest-kolkende zee.
En ik was bang. Ik was voor het eerst van onze reis echt bang. Ik vreesde dat we het misschien niet zouden redden. Wat als het motortje het zou opgeven? Zijn start was immers niet bepaald veelbelovend geweest. Ook nu nog pruttelde hij afwisselend hard en zacht, geen teken van een solide en stabiel toerende motor. Of deed de schipper dat bewust? En was een literfles diesel trouwens wel genoeg voor een overtocht van anderhalf uur? Of had hij het reservoirtje alleen maar aangevuld? En wat als de stuurstang zou breken of de uitleggers, zonder welke het schuitje direct zou omslaan. Ik kreeg even de neiging in God te gaan geloven, spontaan.
Ik probeerde mijn blik te fixeren op de relatief rustige stuurboordzijde, zodat ik de enorme blauwe muren van water die steeds van bakboordzijde op ons afkwamen niet zou zien. Maar het lukte me niet me te concentreren en de negatieve gedachten uit mijn hoof te verdrijven. Wat moesten we doen als we zouden omslaan? We zouden de overkant bij lange na niet halen, dat was nog zeker vijftien kilometer zwemmen. We zouden met zijn zessen moeten hangen aan de enige reddingsboei die het bootje rijk was, daar misschien wel om moeten vechten. Ik zag het voor me: na 24 uur zouden we zout water gaan drinken en na 36 uur zou ik een delirium krijgen en de boei loslaten met de mededeling ‘dat ik even een pakje sigaretten om de hoek ging halen’. Na 48 uur tenslotte zouden de overige, nog in leven zijnde drenkelingen voer zijn voor de haaien, die al vele uren onrustig onder de drenkelingen heen en weer hadden gezwommen.
Ik zag de krantenkoppen al voor me. 'Drama in de Zuid-Chinese zee. Nederlands echtpaar, man (53) en vrouw (55) vermist in de Filippijnen. De boot waar ze de overtocht van Cebu naar Bohol mee maakten is vermoedelijk gezonken en het echtpaar is naar alle waarschijnlijk verdronken. Het onderzoek loopt nog, maar de plaatselijke autoriteiten spreken over een onrustige zee en een mogelijk niet geheel zeewaardige boot. De nabestaanden staan voor een raadsel: hoe hebben deze, toch als verstandig bekend staande mensen, ooit zo’n onverantwoorde beslissing kunnen nemen?
Maar toch, nadat we het middenstuk waren gepasseerd werden we allebei rustiger. Het bootje leek het te houden en het motortje, het oude baasje, bleef aan de praat. De schipper zelf wist ook wat hij deed, zo leek het. Hij temporiseerde, speelde met de snelheid, afhankelijk van de specifieke golfbewegingen van dat moment en hij koos ook steeds een bepaalde positie ten opzichte van aanrollende golven. Zo voer hij ons bootje, zigzaggend toch steeds dichter naar de kust van Bohol. Tot de we de individuele huizen aan de overkant konden onderscheiden en nog verder, toen ik zeker wist dat we zwemmend de overkant zouden halen. Tot we in de luwte van de baai kwamen en het havenplaatsje binnentuften. We stapten uit, met knikkende knieën en een bleek gelaat, maar ook ongelooflijk blij dat we weer vaste grond onder de voeten hadden. We charterden een minibusje en reden weg, meteen, weg van die vreselijke zee, van die blauwe nachtmerrie.
Maar deze chauffeur, deze achterlijke dwaas, reed vervolgens met een bloedsnelheid over de door de regen spekglad geworden wegen van Bohol. Stoof door de drukke straten van de dorpjes, alsof ze leeg waren, alsof er geen kinderen langs de kant van de weg speelden. Ik vroeg me af welk transportmiddel nu eigenlijk meer risico opleverde, een klein bootje over de woeste baren, of een met topsnelheid rondscheurende minibus. Ik realiseerde me ook dat je, hoe dan ook altijd een engeltje nodig hebt als je op reis bent. Of een of andere heilige die over je schouder meekijkt en de schipper of chauffeur er van weerhoudt onverantwoorde beslissingen te nemen. Die voorkomt dat je aan de goden bent overgeleverd.
Liefs Frank
-
24 Mei 2010 - 16:23
Anja:
Hallo Frank en Marjan,
Leuk dat je jullie zelf typeert als verstandig bekend staande mensen.
Dat hoor je mij niet zeggen bij zulke tripjes. En hoe zijn jullie nu van Bohol terug gekomen? Horen we ook iets over die terugtocht? Ik heb vandaag een klein stukje over het Amsterdams Rijnkanaal en Het IJ gevaren en dat is voor mij eigenlijk al heavy.
Volgens mij hebben jullie aardig je grenzen verlegd! Groeten Anja en fam. -
25 Mei 2010 - 17:39
Ton En Eveline:
Frank en Marjan,
Wat een vreselijk spannend avontuur! De goden waren jullie gelukkig goedgezind. De laatste dagen van jullie wereldreis op de Filippijnen zou toch een meer ontspannen tijd moeten zijn, nietwaar.
Wij wensen julie nog een fijne tijd en goede vlucht op weg naar NL!
Lieve groetjes,
Ton en Eveline
-
26 Mei 2010 - 15:34
Ger:
Dat noemt men peentjes zweten. Hoe heten peentjes op zijn filipo? -
26 Mei 2010 - 19:02
LangLies:
Sjezes, sjezes, sjezes. Ben ik een paar dagen niet aan lezen toegekomen, zijn jullie bijna de Filippijnen alweer uit. Jullie hebben wel weer mensen ontmoet en een hoop medegemaakt, van engelen, fondsenwervers, kakkerlakken, tot audientie bij de plaatselijke notaris en uiteindelijk haast een schipper des doods, de plaatselijke Charon.
Maar wel veilig aangekomen, gelukkig dat het geen Botshol werd. (Ha, ha) -
27 Mei 2010 - 04:38
Manon:
Wat een avonturen weer! Blij dat alles toch nog goed is gekomen. Hebben jullie het verhaal van Pi gelezen? Pas op dus!De laatste 1,5 week een beetje voorzichtig doen als echte verstandige Nederlanders.
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley